Statement College Perinatale Zorg nav berichtgeving 21 november 2019
21 november 2019
Vanochtend zijn in diverse media berichten verschenen over de geboortezorg. In de berichten wordt gesproken over ‘samenwerkende organisaties rond de geboortezorg’. Het is het College Perinatale Zorg niet duidelijk waar deze berichten vandaan komen.
Voor de geboortezorgpartijen is het van het grootste belang in brede zin de kwaliteit van de geboortezorg verder te verbeteren en daarnaast vooral te kunnen vaststellen welke interventies exact gaan bijdragen aan een verdere daling van de perinatale sterfte. Nader onderzoek is hiervoor nodig.
De in de berichtgeving gelegde verbanden tussen capaciteitsverbeterpunten enerzijds en sterftecijfers anderzijds zijn op basis van de nu bekende gegevens niet te maken. Er is wel uit onderzoek gebleken dat sociaaleconomische factoren van invloed zijn op zwangerschapsuitkomsten. Nader onderzoek is nodig.
Op 26 november as zal Perined, verantwoordelijk voor de perinatale audits en perinatale registraties in Nederland, haar jaarcijfers over 2018 bekend maken. Het perinatale sterftecijfer is vergelijkbaar met dat in 2017. Nadat het sterftecijfer achterliggende jaren sterk is gedaald, vlakt deze daling de laatste jaren af.
De Perinedregistraties leveren grote hoeveelheden data die aan verdere, diepgaande analyses moeten worden onderworpen. CPZ zet zich met geboortezorgpartijen in om de kwaliteit van de integrale geboortezorg verder aan te scherpen. Concrete analyses helpen ons om de geboortezorg te optimaliseren en bij te dragen aan een verdere daling van perinatale sterfte.
Inmiddels is vast te stellen dat er veel is bereikt in de geboortezorg: Niet in de laatste plaats heeft de toegenomen samenwerking tussen ketenpartners in de zorg en de implementatie van een gezamenlijke zorgstandaard in de geboortezorg bijgedragen aan de daling van de perinatale sterfte. Er is een belangrijke omslag geweest in het denken en doen van de professionals in de geboortezorg waarbij veel meer oog is voor intensieve samenwerking in de hele zorgketen en de psychosociale context van moeder en kind. Er zijn grote stappen gezet, maar we zijn er nog niet.
Als we de speerpunten van ‘Een goed begin ’ (het Advies van de stuurgroep Zwangerschap en Geboorte uit 2009) overzien, kunnen we het volgende constateren:
- Er veel meer oog is voor de algemene gezondheid van de moeders en kinderen, preventie speelt hier een steeds grotere rol.
- De voorlichting aan vrouwen is sterk verbeterd, hierdoor zijn zij beter voorgelicht aan de start van hun zwangerschap en beter in staat zelf verantwoordelijkheid en regie te nemen.
- De samenwerking tussen de zorgverleners is aanzienlijk verbeterd en intensiever geworden. Alle professionals hebben netwerken gevormd, om samen zo gezond en veilig mogelijke zorg rond zwangerschap en geboorte te bieden. In de Zorgstandaard Integrale Geboortezorg zijn bindende afspraken vastgelegd. Professionele standaarden en protocollen worden gezamenlijk ontwikkeld.
- Er is meer aandacht voor vrouwen in kwetsbare posities, met sociale of economische achterstand, hetgeen een grote invloed op de uitkomst van zwangerschap zal hebben. Voorbeelden zijn programma’s als Kansrijke Start en centering pregnancy.
Natuurlijk valt er nog veel te bereiken in het belang van de veiligheid en welzijn van moeder en kind.
- Met goed werkende digitale gegevensuitwisseling tussen de zorgverleners zal de kwaliteit van geboortezorg verbeteren. Met BabyConnect wordt hier een belangrijke impuls aan gegeven.
- De verbinding tussen de gezondheidzorg en sociale domein, bv gemeente en JGZ, moet sterk verbeterd worden. Inmiddels is duidelijk dat sociaaleconomische factoren een grote rol spelen m.b.t. zwangerschapsuitkomsten.
- Winst valt te halen in nog meer focus op preventie en lifestyle. Een goede gezondheid van moeder (en evt partner) betekent een betere startpositie van het kind. Naast het stoppen met roken en drinken zijn zaken als obesitas en diabetes een steeds grotere zorg.
Voor de geboortezorgpartijen is het van het grootste belang in brede zin de kwaliteit van de geboortezorg verder te verbeteren en daarnaast vooral te kunnen vaststellen welke interventies exact gaan bijdragen aan een verdere daling van de perinatale sterfte. Nader onderzoek is hiervoor nodig.